zondag 2 november 2014

Meneer Muller

Meneer Muller, ja.

Omdat hij er altijd was, denk ik. De enige constante factor. Als mijn vader me op zijn schouders nam om een rondje over de scheepswerf te maken en zich halverwege herinnerde dat hij ergens anders had moeten zijn, me op de grond zette en zonder nog om te kijken voor de rest van de middag verdween, dan was het meneer Muller die me zijn hand gaf en met me naar de boten ging kijken.

Hij bracht me naar balletles, haalde me op van het schoolfeest, nam taart mee als ik jarig was. Bijna alsof hij op de wereld was om zich over mij te ontfermen.

'Zeg maar Mat', zei hij tijdens de zakenreis naar Kopenhagen. We waren net gaan zitten voor het diner. Mijn vader schudde handen en liep bulderend van de ene zaal naar de andere. We waren het zo gewend.
  Meneer Muller stak de kaars aan die doelloos op tafel had gestaan, en staarde me aan van boven de vlam. Zijn ogen verdwenen in de spiegeling van zijn bril.
  'Mat', zei ik en ik moest onwillekeurig lachen. Meneer Muller had geen voornaam. Natuurlijk wist ik zijn naam, maar die was voorbehouden aan mijn vader.
  'Je bent geen kind meer', zei hij en keek kort de zaal in.
  'Hoe oud ben je nu? Negentien, toch?'
  Ik knikte, een beetje beledigd dat meneer Muller mijn leeftijd niet tot op de dag precies wist.
  'Dan ben je geen kind meer', zei hij afwezig. Weer keek hij om zich heen. Mijn vader was onzichtbaar, maar duidelijk te horen. Niet alleen sprak hij buitengewoon hard, hij had ook de gewoonte om mensen van tien meter afstand aan te spreken. Zich niet bewust van het feit dat de aangesprokenen gegeneerd aan hun kleding begonnen te plukken als hij de aandacht op hen vestigde.

De ober kwam aan onze tafel staan. Meneer Muller bestelde een fles Gaia & Rey. Weer keek hij me aan. Er was iets veranderd. Blijkbaar telde ik opeens mee. Natuurlijk had ik al eerder alcohol gedronken, maar nog nooit tijdens een zakendiner.
  'Mat', zei ik nogmaals terwijl ik een giechel onderdrukte.
  Meneer Muller was echter bloedserieus.
  'Er is vanavond een pianoconcert in het nieuwe concertgebouw, het DR Koncerthuset. Wil je er met me naartoe?' Meneer Muller wreef driftig langs zijn neus toen hij het vroeg.
  'Van wie?', vroeg ik.
  'Het symfonieorkest speelt Rachmaninov'.

Nu keek ikzelf rond of ik mijn vader zag. Het congres begon morgenochtend al om half negen. Hij zou het nooit goed vinden als ik vanavond wegging. Meneer Muller zag me aarzelen. Hij zette zijn bril recht en kuchte.
  'Hij zou het natuurlijk niet hoeven weten', zei hij en hield zijn hoofd schuin. Zijn mondhoeken trokken trillend naar beneden.
  Nu lachte ik hardop. Dit moest een valstrik zijn. Meneer Muller die iets deed zonder de goedkeuring van mijn vader? Was het omdat ik laatst een uur te laat thuis kwam? Moest hij ongehoorzaamheid uitlokken, testen hoe betrouwbaar ik nog was? De heisa die was ontstaan omdat ik besloot na de les langs de bibliotheek te gaan. De bieb, nota bene.
  'Ik meen het', zei meneer Muller. Weer keek hij om zich heen.

De ober stond bij ons en zette een glas voor me neer. Behendig schonk hij een bodempje wijn in meneer Mullers glas, die deed alsof hij proefde.
  'Prima', zei hij tegen niemand in het bijzonder. Onze glazen werden halfvol geschonken.
  'Natalie', hij pakte zijn glas en keek me weer aan zonder dat ik zijn ogen kon zien.
  'Op het leven, meisje.'
  We proostten zonder geluid.