zondag 7 december 2014

Jacob Tuijl: dagboek van een personage

'Mijn naam is Jacob. Ik ben vijftien jaar. Ik voel me een wees, hoewel allebei mijn ouders nog leven. Het gaat niet goed met me, vooral niet sinds het vertrek van Ben. Mijn moeder is vergeten dat ze kinderen heeft, mijn vader woont niet meer bij ons. Aan mijn zusje heb ik een grote hekel.'

Jacob legt zijn pen neer en kijkt me aan.
  'Meer weet ik eigenlijk niet te schrijven', zegt hij.

-----------

Dag 1.
Op blote voeten loopt hij naar de kliko in de tuin. De stenen zijn koud en scherp. In zijn hand draagt hij de schillen van een appel. De mist kleeft aan zijn t-shirt, de wind waait door zijn pyjamabroek. Hij is halverwege de tuin als er vanuit de woonkamer een hoop gestommel klinkt, gevolgd door een hoge vragende gil. Ze roept zijn naam. Hij draait zich om en slingert de schillen de struiken in.
  Ze staat in de deuropening, half aangekleed, zwarte slierten rond haar gezicht. Hij weet meteen wat er aan de hand is, en kan een gevoel van verrukking niet onderdrukken. Vanuit zijn tenen golft er een warme gloed naar zijn wangen. Maar één blik op haar smalle gezicht met de donkere ogen dwingt hem er toe om zijn wenkbrauwen te fronsen. Naar haar toe te lopen en haar arm vast te pakken. Terwijl zijn lijf het uitjubelt, zakt het hare in elkaar.